Jan 4
22e Hoogheid Jan Meijer 1985
Nen good’n Siepel löt zich zeen!
Nog nooit was een Ootmarsumse Carnavalsprins op bezoek gegaan bij de buurman Denekamp en dat was in 1985 de eerste keer. Ik vond het geweldig dat ik van Martin van de Kul als Köttelpeer-prins ‘nen Batse’ kreeg ‘um ’n drek op te ruum’n, want heel Ootmarsum was één grote zandbak omdat er nieuwe riolering werd aangelegd. Ton van der Maas sr. had in 1985 met zijn restaurant De Wanne net zijn eerste Michelinster gekregen en nodigde Prins en Adjudanten uit even mee te vieren. Zijn grote Bentley was al onderweg om ons op te halen. Maar helaas, het bestuur van de Othmarridders had een strak beleid en de luxe limousine werd teruggestuurd. “Als we gaan, dan allemaal”.
En zo geschiedde dat we later op de avond, toch nog, compleet met Hofkapel, Ton en Betsie konden feliciteren. Piet Wilms had z’n schilderszaak tegenover ons huis aan de Schiltstraat in die tijd en dat was handig. Want op een avond toen ik met Jos zeer laat terug kwam uit Denekamp, bleek het dat we geen van beiden een huissleutel bij ons hadden. Ik zag dat op de bovenverdieping een raam iets open stond, leende de hoge ladder van de buurman en steeg in vol ornaat naar ongekende hoogten. Het lukte! Ik worstelde me naar binnen en kon de voordeur van binnen openen. Het zijn een paar voorvallen van een bewogen en historisch jaar waar ik nog steeds met veel plezier op terugkijk.
Na een zwaardgevecht tussen twee ridders in de arena in hotel Vos werd hij onbetwist winnaar. De prijs die hij ontving: het Prinsschap over Odemarus Veste.
Daar stond hij, de 22e Stadsprins van Ootmarsum. Prins Jan IV noemde hij zich. Het zou een druk jaar worden, niet alleen omdat de Othmarridders hun 22-jarig jubileum vierden, maar omdat Prins Jan IV grote plannen had met Ootmarsum.
Een doorn in zijn prinselijk oog was de lelijke gevel van de Rabobank. Prins Jan IV stelde voor om de gevels met hout te bekleden. En zie, 21 jaar later werd zijn proclamatiepunt keurig uitgevoerd. Op de jubileum-receptie bij café Pikkemaat werden aan Wim Essink sr. en aan Toon Heupink de hoogste onderscheidingen uitgereikt; de Zilveren Othmarridder. Prins Jan IV was de eerste die op bezoek ging bij noaber Denekamp. Met een bus ging het hele gevolg naar De Kul. Martin van de Kul was Prins van De Köttelpeer’n. Als cadeau kreeg Prins Jan IV een grote bats van Martin ”Zodat…” zei Prins Martin, ”…doe makkelijk bie ’t hoes kas kommen umdat dee stroat bie oe veur de deur d’r helemoal oet lig.”
Inderdaad, de Schiltstraat werd net in die tijd totaal gerenoveerd en er lagen overal hopen zand. De nacht van Rosenmontag op dinsdag zal het prinselijke paar niet rap vergeten. Het liep al in de kleine uurtjes en het paar stond voor de deur van hun echtelijke woning. Helaas, geen sleutel. Beiden slaakten een paar hier niet nader te noemen kreten, maar het eind van het liedje was dat de Hoogheid met cape een ladder opklom en door een raam zijn woning binnen kon komen. Toen mocht gelukkig ook Jos, zijn vrouw, naar binnen want het was buiten bitter koud.
De optocht was een hoogtepunt voor de Prins. Het was het jaar van de jongeren en daarom mocht Bas, de zoon van Prins Jan IV, naast zijn vader op de Prinsenwagen.
Dinsdagavond, na het verbranden van de zondebok, werd de Jan Jansstraat weer omgedoopt tot Schiltstraat en was Prins Jan IV weer gewoon Jan Meijer.