Nilles 1

Nilles 1

3e Hoogheid Gerard Wortelboer 1966
Adjudanten Paul Pikkemaat & Toon Heupink

Nilles 1

Loat mer kuul’n, löp wa los!

Allereerst even in de tijd terug. In de jaren 1947-1950 woonde ik in Bergen op Zoom, bij uitstek de carnavalsstad van West Brabant, genoemd het Krabbengat. Mijn neef was toen Prins Carnaval, zijn naam was Nilles I. Mijn gezegde was als volgt, mocht ik ooit prins worden dan is mijn naam Nilles I.

Nu mijn eigen tijd. In het najaar van 1965 werd mij gevraagd of ik prins wilde worden en het antwoord, volmondig ‘’ja’’ gezegd. Adjudanten waren al bekend, want veel keuze was er niet. Oud Prins Antoon II (Toon Heupink) en Paul Pikkemaat. Het prinsenbal werd gehouden in cafe Roet’n Steff’n. Een grote Bols fles werd de zaal ingereden en daaruit kwam ik te voorschijn, onder de naam Prins ‘Nilles I’ (1966).

Een prachtig carnavalsjaar, op één incident na. In Weerselo op een feestavond werd mijn gouden zakhorloge gestolen. Een waarzegster voorspelde dat de dief het horloge langs de weg in de berm zou leggen in de buurt van Weerselo. Het klopte en het klokje liep nog na 6 weken! Verder is in mijn regeerperiode het volgende tot stand gekomen: De Siepellopers, het lied: ‘Moeder onze kraai is dood’, de beschermheer van de dansmarietjes en het jaarlijkse ‘Klootschieten’ tegen Oldenzaal.

Een feestprins bij uitstek. Hij kwam te voorschijn uit een levensgrote jeneverfles en nog doet het verhaal de ronde dat de jonge Prins op dat moment al een borrellepeltje in zijn zak had want een borreltje zonder suiker…

Van de Siepellopers die hij mede had opgericht kreeg hij een prachtige staf. Op de avond van zijn opkomst belde de toenmalige burgemeester Baron Schimmelpenninck van der Oye hem op om hem van harte te feliciteren, maar hij vroeg hem ook uitdrukkelijk om op alle feesten de tophit van die tijd: ”Glaasje op, laat je rijden” geregeld te laten draaien.

In Oldenzaal op het Bokkenbal daagden de Kadolstermennekes de Othmarridders uit voor een kloot-schietwedstrijd. De Siepels namen de uitdaging aan onder voorwaarde dat er niet om het vaandel zou worden geschoten. Op een groot carnavalsfeest in Weerselo werd Nilles ontfutseld van zijn prachtig gouden horloge, een erfstuk van zijn vader. De Dansmarietjes waren hevig ontdaan. Daarom liet Nilles speciaal voor hen een schitterende onderscheiding maken.

Hoogheid Nilles kende in Utrecht een non die paranormaal begaafd was. Toen hij haar het probleem voorlegde dacht ze even na en zei: Ik zie een grote zaal vol mensen. Ik zie een echtpaar gekostumeerd als negers. Ik zie een zwarte hand die een horloge grijpt. Zet in de krant een advertentie. De politie van Rossum zal je berichten. Zo gezegd, zo gedaan. Vijf weken later belt de politie uit Rossum met de mededeling dat langs de weg naar Oldenzaal een gouden horloge was gevonden…

Ofschoon onze Nilles geen glas bier door zijn keel kon krijgen werd dit jaar voor het eerst op de zaterdagmorgen bij het begin van het carnaval bier getapt uit de stadspomp. Dit idee was bedacht en werd technisch uitgevoerd door Jan Raatgerink en Frans Steinmeijer. Na zijn turbulente regeerperiode (”Boele, boele”) moest hij op de 11e van de 11e bij de La Poste de gifbeker drinken en daarmee was het gedaan met Nilles.